Amsterdam, 10 september 1919
Amsterdam, 1 juli 1988
Vocalise opus 29a-bis
Vocalise opus 29a voor zangstem en piano
1951
tijdsduur: circa 4′;
opgedragen aan Henriëtte Bosmans;
versie voor cello en piano (Doris Hochscheid & Frans van Ruth) opus 29a-bis
2000
uitgever: Donemus, Amsterdam 2005.
Lex van Delden werd geboren onder de naam Alexander Zwaap. Na de tweede wereldoorlog liet hij zijn verzetsnaam, Lex van Delden, legaliseren. Als zijn officiële opus 1 beschouwde hij L’amour voor zangstem, fluit, klarinet en strijktrio uit 1937. Hij heeft zich daarna in vrijwel alle gebieden en genres van de muziek bewogen. Werken voor ongebruikelijke bezettingen komen regelmatig voor, voor een deel ook dankzij zijn contacten met uitvoerende musici, die hem om specifieke composities vroegen. Voor Rubáiyát voor koor, sopraan- en tenorsolo, twee piano’s en slagwerk opus 19 (1947) kreeg hij in 1948 de Grote Muziekprijs van de Stad Amsterdam. Het ontstaan van zijn talrijke werken waarin de harp een rol speelt is te danken aan zijn contact met Phia Berghout. Vanuit cellistisch oogpunt is Musica notturna a cinque voor harp en vier cello’s opus 90 (1967) bijzonder interessant.
De taal van Van Delden sluit aan bij de traditie en is in toenemende mate gericht op expressie. Dat geldt bijvoorbeeld voor zijn fraaie Sonate voor cello solo opus 63 (1958), opgedragen aan Stefan Auber. En ook de traditionele genres als pianotrio, strijkkwartet, strijksextet, soloconcert en symfonie vinden een ruime plaats in zijn oeuvre. Toch heeft hij in een compositie als Icarus, a radiophonic oratorio opus 77 (1962), waarin teksten over de Russische en Amerikaanse ruimtevaart gecombineerd worden met bijbel- en andere oude teksten, ook gebruik gemaakt van elektronica.
Lex van Delden was voorzitter van organisaties als het Geneco en de Buma en publiceerde langdurig in het Amsterdamse dagblad Het Parool.
Verdere informatie is te vinden op de aan Van Delden gewijde website en op de website van Donemus.
Zijn Vocalise op ‘a’ opus 29a droeg Van Delden in 1951 op aan Henriëtte Bosmans, met wie hij al lang bevriend was. Bij haar teraardebestelling in 1952 vertrouwde hij het manuscript aan haar graf toe. De vocalise is geschreven in een eenvoudige driedelige liedvorm A – B – A’. De thematiek heeft een melancholiek karakter, in het middengedeelte citeert Van Delden in de linkerhand van de piano Bosmans’ lied Le diable dans la nuit.
In onze versie voor cello en piano – gemaakt voor een cd met werken van zowel Bosmans als Van Delden – was het uitgangspunt dat het niet om een gemakkelijke transcriptie moest gaan, maar dat alle registers van de cello aan bod moesten komen. Zo hebben we het A-gedeelte naar het middenregister van de cello verplaatst (één oktaaf lager dan het origineel, maar op de cello juist een natuurlijke ligging) en het A’-gedeelte een oktaaf hoger (de originele ligging van de vocalise), wat de melancholie een nog eenzamer karakter geeft. In het middengedeelte met het Bosmans-citaat daalt de cello af naar de c-snaar.
Lex van Delden jr. was zo enthousiast over deze bewerking dat hij haar postuum in de werkenlijst van zijn vader heeft opgenomen met het opusnummer 29a-bis.
literatuur:
Margaret Krill, ‘Lex van Delden – Scherp journalist, maar vóór alles componist’, in: Carine Elders & Eleonore Pameijer, Vervolgde componisten in Nederland (AUP, Amsterdam 2015)
opname:
Doris Hochscheid en Frans van Ruth, zie webwinkel.
(15 januari 2013)
luisterfragment Vocalise: