Batta, Alexander

Maastricht, 9 juli 1816
Versailles, 8 oktober 1902

Alexander Batta kreeg, evenals zijn broers Laurent en Joseph, zijn eerste muzieklessen van zijn vader, die koordirigent was. Als Alexander 5 jaar is, verhuist het gezin naar Brussel, waar zijn vader een betrekking aanvaardt. Wanneer hij er een optreden meemaakt van de Franse cellist Nicolas-Joseph Platel, wil hij nog maar één ding: cellist worden. Uiteindelijk geeft zijn vader toestemming en Alexander wordt leerling van diezelfde Platel, deels gelijktijdig met Adrien François Servais. In 1834 behaalt hij een ‘Eerste Prijs’ en een jaar later vestigt hij zich in Parijs.
Hij bouwt er al snel een uitgebreid netwerk op, waartoe componisten als Berlioz, Meyerbeer, Rossini, Gounod, Donizetti, Liszt en Bellini, schrijvers als Balzac, Eugène Sue en vader en zoon Dumas en schilders als Meissonnier, Delacroix, Corot maar ook Ten Kate en Rochussen behoren.
Kamermuziekconcerten met Liszt zullen decennia lang in het collectieve Parijse muziekgeheugen blijven hangen en hij is een graag geziene gast in de belangrijkste Parijse salons, zoals die van Mme. de Girardin en de vooraanstaande advocaat en parlementariër Antoine Pierre Berryer.
Waar zijn vriend Servais in zijn composities bewust een grote bijdrage leverde aan het ontwikkelen van techniek en virtuositeit,  lijkt het erop dat Batta in de loop van de jaren steeds meer bezeten raakte van de vocale kwaliteiten van de cello, daarbij geïnspireerd door de tenor Giovanni Battista Rubini, die hij hoorde in het Théâtre-Italien. Zowel Berlioz (“son violoncelle exhalait de véritables sons de voix humaine, et l’émotion était générale…’) als Balzac (“quand Batta peint l’amour et en rappelle les rêveries les plus éthérées aux femmes attendries…”) loven de kwaliteit van zijn klank en zijn cantilenes.
Een journalist die Batta kort voor zijn dood bezocht, schrijft dat zijn woning in Versailles wel een museum leek, vol werken die hij van bevriende kunstenaars gekregen had. Daaronder het befaamde portret door Meissonnier, dat hij naliet aan het museum van het kasteel van Versailles.
Hoewel Batta Maastricht niet vaak meer bezocht heeft, bleef er toch een bijzondere relatie. Al in 1892, dus nog tijdens zijn leven, werd er in de nieuwe Maastrichtse stationswijk een brede laan naar hem vernoemd; de Alexander Battalaan. En Batta liet van zijn kant een aantal portretten, zijn muziekbibliotheek en een geldbedrag ter ondersteuning van armlastige muzikale talenten aan de stad Maastricht na.

De werken voor cello en piano van Batta, waaronder talrijke operaparafrases en arrangementen, vormen een weerspiegeling van de Parijse saloncultuur van 1835 tot 1900.Legaal te downloaden op ISMLP/Petrucci:
Duo sur Robert le Diable par J.Benedict et A. Batta (1840)
Fantaisie sur Lucie de Lamermoor de G. Donizetti (1841)
Una furtiva lagrima. Romance de l’Élisire d’Amore de Donizetti (1843)
Résignation. Méditation pour Violon, Violoncelle, Piano ou Orgue-Mélodium opus 52 (1858)
Souvenirs de Gluck. Morceau de Concert (1861)

Overige:
Élégie composée par E.W. Ernst Œuvre 10 transcrite par Alex. Batta [ca. 1840]
Souvenir. Chant [ca. 1843/1844]
Adieu donc belle France. Romance de Marie Stuart [ca. 1845/1846]
Souvenir de Dom Sébastien. Elégie opus 48 (1847)
Fantaisie sur des Motifs de l’Opéra I Puritani (1850)
6 Lieder de Fr. Schubert transcrits par A. Batta [1854/1855]
Songe d’enfant. Rêverie composée pour piano par Madame Clémentine Batta. Transcrite et arrangée
par Alexandre Batta (1858)
Il Trovatore. Opéra de Verdi. Fantaisie [ca. 1862]
La Reine de Saba. Rêverie Arabe [ca. 1866]
Oh! Dites-lui. Romance de Madame la princesse Kotschoubey. Transcrite par Alexandre Batta
(1875)
Souvenirs du Béarn. Chants des montagnes [?]
Passiflore. Souvenir d’autrefois [?]
Réminiscences de La Juive [?]

opname Duo sur Robert le Diable en Il Trovatore. Opera de Verdi:
Doris Hochscheid en Frans van Ruth, Dutch Cello Sonatas, vol.7

(juli 2011, geactualiseerd juli 2014)