Wertheim, Rosy

Amsterdam, 19 februari 1888
Laren, 27 mei 1949

Sonatine
circa 1920
delen:
1. Allegro appassionato
2. Intermezzo (Lento. Rubato quasi recitativo)
3. Finale (Allegro misterioso e poco agitato)
tijdsduur: circa 16′;
autograaf;
deel 2 opgedragen aan Madeleine Monnier;
vindplaats: Nederlands Muziek Instituut.

Rosy Wertheim stamde uit een Amsterdams bankiersgeslacht waarin cultuur maar ook sociaal engagement een belangrijke rol speelde. Na haar middelbare schooltijd stuurden haar ouders haar naar een kostschool in Neuilly. De pianolessen die ze daar kreeg, deden haar besluiten een professionele piano-opleiding te gaan volgen. Ze deed het staatsexamen voor de onderwijsbevoegdheid piano en behaalde het getuigschrift van de Nederlandse Toonkunst Vereniging. Daarna nam ze zanglessen bij Dora Zweers-de Louw, die zo enthousiast was over een eigen compositie van haar dat ze die aan haar echtgenoot, de componist Bernard Zweers, liet zien. Rosy werd diens leerlinge en zou daarna nog verder studeren bij Sem Dresden. Van 1921 tot 1929 was ze docente piano en solfège aan het Amsterdams Muzieklyceum. Daarnaast gaf ze pianoles aan kinderen uit arme gezinnen en leidde ze een kinderkoor in een arme volkswijk.
In 1929 verhuisde Rosy Wertheim naar Parijs, omdat ze een toenemende behoefte voelde aan nieuwe klanken en ritmes. In de zes jaren dat ze daar bleef, componeerde ze onder meer de Vioolsonate, het Strijkkwartet, het Divertimento voor kamerorkest en een aantal liederen. Ook schreef ze muziekbrieven voor Het Volk. Ze nam er compositielessen bij Louis Aubert en kwam er in contact met Darius Milhaud, Arthur Honegger, Olivier Messiaen, André Jolivet, Jacques Ibert en vooral Elsa Barraine.
In 1935 verhuisde ze naar Wenen en in 1936 naar New York. In 1937 keerde ze terug naar Nederland. Tijdens de oorlog organiseerde ze huisconcerten waar verboden muziek werd uitgevoerd, maar in 1942 moest ze onderduiken. Na de oorlog gaf ze nog les aan een muziekschool in Laren, maar ze kreeg kanker en overleed in 1949.

Waar de vroegste composities van Rosy Wertheim nog in een romantisch sentiment wortelen, ontwikkelt haar muzikale taal zich in de loop van de jaren naar een grotere transparantie en naar een melodiek en ritmiek die zich vormen vanuit haar bewondering voor Debussy, Ravel, Stravinskij en haar omgang met de componisten die tot haar persoonlijke netwerk behoorden.
De Sonatine voor cello en piano, die nooit is uitgegeven, lijkt met redelijke zekerheid kort na 1920 gedateerd te kunnen worden. Het werk is in twee fasen ontstaan. Het middendeel was aanvankelijk als een zelfstandig Intermezzo (‘pour violoncelle avec accompagnement de piano’) bedoeld en opgedragen aan de Franse celliste Madeleine Monnier. De globale structuur is die van een liedvorm (A – B – A’) in de toonsoorten cis-klein en As-groot. Afgezien van een paar maten vlak voordat het B-gedeelte zijn intrede doet, bestaat het deel uit een lange melodie in de cello die zich voort ontwikkelt op een mooi geschakeerde begeleiding in de piano.
Later heeft Rosy Wertheim bovenaan de eerste bladzijde het Romeinse cijfer II toegevoegd en het intermezzo ingebed in twee contrasterende hoekdelen (appassionato en agitato), beide in bes-klein. De volgehouden versmelting van een vaak nog romantische adem met kleuren die eerder verwant zijn met het post-debussyaanse impressionisme, maar ook de geslaagde toepassing van het cyclische principe verlenen de sonatine haar eenheid.

literatuur:
Eleonore Pameijer, ‘Rosy Wertheim – een uitzonderlijke internationale carrière’, in: Carine Alders & Eleonore Pameijer, Vervolgde componisten in Nederland (AUP, Amsterdam 2015)

opname:
Doris Hochscheid en Frans van Ruth, zie webwinkel

(4 november 2012)

luisterfragment Sonatine: